In augustus 1939 werd Frits gemobiliseerd en tijdens de oorlogsdagen in mei 1940 lag hij, tijdens de aanvallen van de Duitsers, op vliegbasis Waalhaven in Rotterdam. In de brieven beschrijven Tonny en Frits hun angst tijdens de oorlogsdagen en later de bombardementen op Den Haag en Amsterdam, de voedselschaarste, de maatregelen van de bezetters en de invloed daarvan op hun leven.
Maar het gaat ook over plezierige zaken, zoals vakantie, uitjes en vrolijke gebeurtenissen op kantoor.
Natuurlijk rijst de vraag of deze brieven zomaar kunnen gebruiken voor een boek. Maar gelukkig geeft Frits een aantal keren aan, wat het belang ervan is.
Zo schrijft hij op 25 februari 1941:
Wanneer we over een paar jaar al de brieven, die in deze bewogen tijd geschreven zijn, nog eens doorlezen, dan zullen ze een schitterend overzicht geven van de gebeurtenissen in deze tijd en van onze gedachten en daden. Deze brief wordt dan weer een belangrijk document in die rij.
Voor de illustraties is gebruik gemaakt van diverse originele documenten uit die tijd, die Frits al die jaren bewaarde.